|
|
Geboren in 1755 in Wognum. Overleden in Hauwert op 17 augustus
1823. Zoon van de wees Jan Visser, een telg uit een oud Opperdoezer
geslacht, en Niesje Pieters Ets uit Wognum. Jacob bekleedde
vele openbare functies die hij vervulde naast zijn werk op
de boerderij. De meest aansprekende is wel de functie van
burgemeester van Hauwert in 1811.
Jacob trouwde op 27 februari 1785 met Antje Klaas Beemster,
een zusje van Lysebet Beemster, getrouwd met Jan Butter. Jan
en Jacob waren dus zwagers. Na hun huwelijk gingen Jacob en
Antje in Hauwert wonen. Daar bezat zijn schoonmoeder, Maartje
Ariens, een boerderij. Jacob kwam na zijn huwelijk in 1785
min of meer in een gespreid bed. Hij bleek in staat alle mogelijkheden
te benutten en breidde zijn bedrijf uit. Naast vee, kocht
hij in de periode 1812 tot 1822 ook verschillende stukken
land en een boerderij. Dit alles maakte hem tot de grootste
(en rijkste) veehouder in Hauwert. Prive waren er echter af en toe dieptepunten.
Antje overleed al in 1797. In 1799 hertrouwde Jacob met Maartje Jans Timmerman. Maartje overleed in 1819.
Beide huwelijken bleven kinderloos. Vanaf het moment dat Jacob
in Hauwert kwam bekleedde hij vele openbare functies. Het
is niet bekend of dit was vanwege zijn bestuurlijke kwaliteiten
of dat hij als rijkste veehouder als eerste in beeld kwam
als er een functie vacant was.
De functies die Jacob bekleedde:
- Vanaf 1787 had hij regelmatig zitting in de kerkeraad
als ouderling of kerkvoogd.
(Klik op: Diakonierekening
van het jaar 1788 door Jacob Visser, Diaken)
- Vanaf 1790 - 31 mei 1822 waarschap voor de banne Hauwert
in de vergadering van de Dijkgraaf en de Waarschappen
van de 'Vier Noorder Koggen'
- Vanaf 1808 was hij molenmeester (= lid van het dagelijks
bestuur van een polder), een betaalde functie
- Vanaf de jaren dat Jacob vertegenwoordiger van Hauwert
was bij het waterschap had hij ook bemoeienis met het
Hoogheemraadschap 'De Hondsbossche en Duinen in Petten'.
Van 1793 t/m 1795 als hoofdingeland, van 1796 t/m 1804
was hij waarsman (= vertegenwoordiger) in de 'Vier Noorder
Koggen' voor het Hoogheemraadschap. Dit leverde hem naast
extra inkomen ook extra werk op. De waarsman moest bij
de verschillende dorpen de jaarlijkse omslag innen voor
het Hoogheemraadschap.
Een heel ander aspect was Jacobs bemoeienis met het plaatselijk
bestuur.
Jacob leefde in een tijd waarin veel bestuurlijke hervormingen
plaats vonden .
Tot 1795 kende Nederland sterk uiteenlopende vormen van lokaal
bestuur. Steden waren min of meer zelfstandig in het aanstellen
van bestuurders. Dorpen maakten doorgaans deel uit van een
heerlijkheid, waar een heer de dienst uit maakte. De heer
benoemde veelal een schout voor de dagelijkse zaken.
Hauwert behoorde al sinds eeuwen tot het rechtsgebied van
Hoorn. Plaatselijk waren er alleen een vroedschap en enkele
vredemakers (= bemiddelaars), die jaarlijks werden gekozen
uit de rijkste ingezetenen.
Jacob maakte als vredemaker in 1790, 1792 en 1794 deel uit
van het plaatselijke bestuur. Of hij na de Franse inval in
1795 nog steeds die functie vervulde is niet meer na te gaan.
De taken en mogelijkheden van dit plaatselijke bestuur waren
zeer beperkt en in feite was het Hoorn dat de dienst uit maakte.
Tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806) werden naar Frans voorbeeld dorpen en steden gelijkgesteld in een nieuwe bestuursvorm met de naam gemeente.
In een nieuwe staatsregeling (1801) werd de zelfstandigheid van gemeenten erkend en kregen deze de bevoegdheid zelf het plaatselijk bestuur in te richten.
Hauwert, evenals vele andere dorpen, stelde een zelfstandige schepenbank in. Een schepenbank is de voorloper van de huidige schepencolleges
(bestaande uit een burgemeester en wethouders of schepenen). In 1804 moest deze worden opgeheven op bevel van de landelijke overheid.
In 1811 voerden de Fransen hun grootste bestuurlijke hervormingen door. Er werden gemeenten gevormd met een maire (burgemeester),
adjunct maire en een municipale raad (gemeenteraad). Tevens werd de burgerlijke stand ingevoerd.
Deze veranderingen onderging ook het bestuur van Hauwert.
(zie ook: Franse
tijd in Nederland - Wikipedia)
Op 19 juli 1811 was het zover. De prefect van het arrondissement Zuiderzee besloot welke gemeenten er zouden komen en wie zitting zouden nemen als bestuurders.
Ook Hauwert werd een zelfstandige gemeente, en als maire over de gemeente nieuwe stijl werd benoemd Jacob Visser,
met als adjunct Luitje Schilder en een conseille municipal (gemeenteraad), bestaande uit vijf personen.
De ingestelde indeling bevredigde echter niet. Er ontstonden te veel zeer kleine gemeenten. De Franse Gemeentewet van 1811 bepaalde daarom een minimale omvang van 500 inwoners. In Hauwert woonden 270 personen.
Door dit criterium werd de gemeente Hauwert voor eens en altijd opgeheven.
De nieuwe regeling werd per 1 januari 1812 van kracht en tot die datum fungeerde Jacob ook als maire.
Het burgemeesterschap voor Jacob was dus maar van korte duur: slechts enkele maanden. Hauwert werd ingedeeld bij Nibbixwoud, tesamen met Midwoud en Oostwoud. Jacob werd lid van het bestuur van de nieuwe gemeente. Zijn rol als burgemeester was echter voorbij, want in Midwoud woonde Hendricus Zijp die net iets rijker was dan Jacob.
Jacob werd lid van de Municipale Raad van de nieuwe gemeente.

Deel van een bericht in het 'Staatkundig dagblad
van het Departement der Zuiderzee' van 11-01-1812, waarin de
nieuwe gemeente-indeling vermeld staat
De eerste vergadering van de nieuwe gemeenteraad was op
23 december 1811. In die vergadering zorgde Jacob voor de
nodige opschudding. Van alle leden van het bestuur werd verwacht
dat zij de eed Ik sweere gehoorsaamheijd aan de Constitutie
en getrouwheijd aan den Keijser zouden zweren. Deze eed
had Jacob al eerder gezworen (in juli 1811) bij zijn installatie
als burgemeester. Nu weigerde hij de eed alsnog af te leggen.
Voordat actie kon worden ondernomen zag Jacob in dat verder
verzet nutteloos was. In de vergadering van 7 januari 1812
zwoer hij alsnog de eed.
In 1812 werd Jacob benoemd tot gemeente-ontvanger. De aanbeveling
van burgemeester Zijp luidde:
'Geerne wil ik dat den eerst benoemden met name Jacob
Visser mag worden verkozen, dezelve is gehuwd zonder kinderen
en oud ruim 50 jaar, landman van beroep hij zal er mede in
zijn schik zijn, is geweest Maire van 't dorp Hauwert en door
de samentrekking onser dorpjes vervallen, zijn bekwaamheijd
staat met de geschikste ingesetene gelijk.'
Jacob werd in de volgende jaren meerdere malen naar voren
geschoven voor dergelijke functies.
Na 1817 werden Midwoud en Oostwoud uit de combinatie gehaald en bestond de gemeente Nibbixwoud nog slechts uit Nibbixwoud en Hauwert.
Ook toen kwam Jacob weer in het plaatselijk bestuur te zitten. Tot 1822 werd hij ononderbroken aangesteld, met name als assessor (= wethouder).
Maar burgemeester werd hij niet meer, hoewel hij op 18 maart 1823 nog wel de rijkste man van de gemeente bleek te zijn.
Toen Jacob Visser in 1823 overleed was hij weduwnaar en kinderloos.
Zijn goederen werden onder 18 erfgenamen verdeeld.
Met de verkoop van Jacobs nalatenschap en de verdeling van de opbrengst daarvan, verdween een opmerkelijke Hauwerter in de vergetelheid.
Bron: Jacob Visser: de eerste en de enige maire van de gemeente Hauwert, Ir. Bert C. Mantel, West-Frieslands Oud en Nieuw, 55e jrg., 1988, p. 28-38.
(Dit verhaal is ook opgenomen in het Jaarboek 1995 van het Historisch Genootschap Hauwert, p. 48-55).
|
|
|