|

(2 van16)

Driewielde kar
met laadbak
Driewielde kar
met laadbak:
Hiermee werd
bijna de gehele logistiek van een boerenbedrijf rond 1920 verricht.
Men ging hiermee te melken, de melkemmers en -bussen rammelden door
de houten laadbak. Men haalde hiermee de hooioogst binnen, hetzij
met een hooiraam zodat de laadruimte aanzienlijk vergroot werd,
hetzij met een houten beun om twee of drie hooiroken op te laden
(dan werd de kar een hooikros genoemd), in de beun waren uitsparingen
gemaakt voor de lingen waarmee de hooihopen omhoog werden getakeld
in de hooiberg. Ook werd met deze eenvoudige kiepkar diverse andere
oogsten (voerbieten voor de koeien) binnen gehaald. De driewielde
kar werd ook gebruikt om de, in de winter verzamelde, mest over
het land uit te rijden, er werd door de boerenknecht met de mesthaak
hoopjes mest van de kar getrokken die later geslecht werden. De
houten laadbak was demontabel, zodat men ook een houten gierbak
op het onderstel kon monteren, dus kon men ook de vloeibare mest
(gier) in de gierbak scheppen (later met de gierpomp) en deze over
het land verspreiden, later werd deze bak vervangen door een verzinkte
metalen giertank.
|
|